De Martinuskerk in Rijswijk (Gld)
De geschiedenis in het kort.
Hoe oud een kerk is, is niet altijd glashelder. Zo ook in Rijswijk. In de Romeinse tijd lag bij Rijswijk het Castellum Levefanum om de limes, de grens van het rijk, te verdedigen. Het gebied was vast en zeker bewoond door gelovigen, die hun god of goden eer brachten . Men neemt aan, dat voor die eredienst in de buurt van dat Castellum Levefanum een gebouw lag, dat we nu een kerkje zouden noemen. Het lag vermoedelijk op een plek in de uiterwaarden. Dus dichter bij de rivier dan de huidige Martinuskerk. Van die oudste ereplek is nauwelijks iets bekend. Maar men kan het zien als een voorloper van de kerk die nu in het dorp staat.
De huidige Martinuskerk stamt -op grond van de weinige documenten die we kennen- uit de 8e – 14e eeuw. Die kerk had een toren, een enkel schip en een koor met een houten gewelf. Het koor en het schip zijn in de loop van de tijd veranderd. In de toren zijn de oudste delen van de kerk te vinden.
In het midden van de 16e eeuw bestond het schip van de kerk uit een middenschip met twee zijbeuken. Dat is nu nog zo, al is er in de loop van de tijd met de zijbeuken wel gerommeld (zijn ingekort). De kerk had inmiddels een stenen gewelf met in koor en schip de sierlijke lijnen van het netgewelf. Dat netgewelf is voor een kleine dorpskerk bijzonder. De zijbeuken hebben een eenvoudig kruisgewelf.
In de reformatie ging de kerk met pastoor en gelovigen over naar de protestantse leer. Maar de naam Martinuskerk werd niet afgezworen, misschien wel omdat Martinus een populaire heilige was. Dat Martinus als Romeins soldaat zijn legermantel doormidden sneed en de helft aan een arme bedelaar gaf, sprak het gewone volk aan.
Het interieur van de kerk heeft een beschreven en beschilderd wetsbord uit 1659. Opvallend in het koor is de graftombe uit 1692 van Diderick van Brakell en zijn vrouw Justina van Borssele. Onder de graftombe is de grafkelder van deze familie. In het koor liggen een aantal oude grafstenen, waarvan een deel tijdens de laatste restauratie onder de kerkvloer werden gevonden.
Na de reformatie zijn vanaf 1700 de berichten over de bouwkundige toestand van de kerk zorgelijk Het is de ene keer de toren, dan weer het dak dat grondig onderhoud vergt. Geld moet via collectes, soms tot ver in het land, bijeengeschraapt worden. Al die bouwkundige zorgen monden rond 1860 uit in een ingrijpende verbouwing. Veel hielp die niet want tien jaar later was het gewelf van het schip vrijwel ingevallen door het verder hellen van de toren. De kerk was vrijwel een ruïne. Tussen toren en het schip werd in 1870 een nieuw metselwerk opgetrokken om het gewelf te ondersteunen.
De Stichting Oude Gelderse Kerken werd in 1989 de nieuwe eigenaar en zorgde eind vorige eeuw voor de laatste grondige restauratie. Wat van verre opvalt aan de kerk is de scheve toren, maar die is nu weer stabiel.
De Martinuskerk met zijn feestelijke witte uiterlijk wordt gebruikt voor de eredienst van de Hervormde Gemeente, die drie eeuwen de zorg voor dit gebouw heeft gedragen. Ook vinden in kerk passende culturele manifestaties plaats.